(bron: NRC 4 dec. 2020)
Het is stil in het Bijlmer Parktheater. Ja, in de studio’s wordt overdag weer door lokale verenigingen gerepeteerd en de theaterprogrammering is, met alle coronamaatregelen in acht genomen, ook weer mondjesmaat opgestart, maar de kenmerkende levendigheid in de foyer blijft voorlopig uit: de tafels en stoelen zijn weggehaald, de bar is gesloten.
Daarmee staat een wezenlijk deel van het Bijlmer Parktheater in Amsterdam Zuidoost op de pauzestand, vertelt Ernestine Comvalius (1954), die na elf jaar als directeur bij het theater te hebben gewerkt, dinsdag met pensioen is gegaan. „We zijn wat dat betreft anders dan gewone theaters. Mensen komen hier overdag soms gewoon even studeren of om een krantje te lezen.”
Het Bijlmer Parktheater werd in oktober 2009 geopend en moest uitdrukkelijk géén buurtcentrum worden, maar een professioneel theater met een buurtkarakter. Comvalius: „Ik vond dat we voor die complexiteit moesten kiezen. Je moet nooit vergeten met wie en waarvoor je bent begonnen.” In haar geval was dat Krater Theater, waar ze sinds 1998 tot aan de oprichting van het Bijlmer Parktheater – waar Krater in op ging – leiding aan gaf.
Met Krater organiseerde ze theateractiviteiten op verschillende locaties in Amsterdam Zuidoost. De wens voor een eigen theater kwam destijds voort uit de behoefte om te professionaliseren, vertelt Comvalius. „We zwierven rond tussen zes buurtcentra en die zalen deden meestal geen recht aan de producties die we binnenhaalden.” Er was vaak geen ruimte voor decors, er waren geen kleedkamers. „Als buitenstaander is theater in zo’n buurtcentrum heel charmant, maar als je geen keuze hebt raak je gefrustreerd.”
Investeren in relaties
Het Bijlmer Parktheater werd na de opening niet direct door iedereen omarmd. „Er waren aanvankelijk buurtbewoners die met een grote boog om ons gebouw liepen omdat ze dachten: zo’n mooi gebouw kán niet voor ons bedoeld zijn.”
Juist die mensen wilde Comvalius naar dat theater halen. „Dat doe je door belangstelling te tonen. Ze niet alleen oproepen als je zelf publiek nodig hebt, maar ook bij hen te gaan kijken. Dat kost misschien tijd, maar dat moet je erin willen investeren.” Ze had een theater voor ogen waar iedereen zich vertegenwoordigd voelde. „Die veelheid aan perspectieven trokken we ook door in ons personeelsbeleid. Toen ik bij Krater begon was ik de eerste in de organisatie die zelf ook uit Zuidoost kwam. Maar om verbinding aan te gaan, moet je weten wat er leeft, waar mensen boos over zijn.”
Bovendien vond ze het belangrijk dat de cast binnen de voorstellingen die ze programmeerde, divers was. „Met name bij het jeugdtheater. Want je geeft daarmee de boodschap af dat iedereen op dat podium kan staan, ook als je van kleur bent. Dat beschouwen wij als een grote verantwoordelijkheid.” Gelukkig is dat besef de laatste jaren in toenemende mate ook ingedaald bij andere theaters en gezelschappen, stelt Comvalius. „Maar ik praat er al 22 jaar over. De weerstand was lange tijd heel hardnekkig.”
Onder haar leiding richtte het theater zich steeds meer op talentontwikkeling en het produceren van eigen voorstellingen, zoals het succesvolle Woiski vs. Woiski in 2018. Haar inzet voor een inclusievere theatersector werd begin september beloond met de toekenning van de ACT Award, namens de belangenvereniging van acteurs. Het juryrapport roemt haar diverse programmering en noemt het theater ‘een podium voor verhalen die nergens anders verteld werden’.
Sponsoren
Toch is niet alles wat ze wilde gelukt. „Ik heb nooit grote sponsors aan ons weten te binden. Ik hoop dat partijen gaan inzien dat niet alleen de Stadsschouwburg en het Concertgebouw tellen, maar dat wij ook substantieel bijdragen aan de kunstsector en aan de aantrekkingskracht van Zuidoost, zowel om te wonen als qua vestigingsklimaat voor bedrijven.”
Haar functie is inmiddels overgenomen door Jolanda Spoel, die hiervoor verbonden was aan het Maaspodium in Rotterdam. Comvalius: „Het is tijd dat iemand met een frisse blik de relatie met de kunstensector gaat onderhouden. Ik heb in al die jaren zoveel lelijke opmerkingen gehoord over ‘die multiculturele spelers’, die ‘de kwaliteit nog niet hebben’. Vroeger had ik nog de energie om in discussie te gaan. Inmiddels kun je bij mij niet meer komen aanzetten met dat het zo moeilijk zou zijn om mensen van kleur te vinden, of dat ze niet opgeleid zouden zijn. Als je alleen maar zegt dat je je best doet, dan doe je je best nog niet.”