23 juni 2017- InJazz- LantarenVenster, Rotterdam
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – –
Thema
Hoewel de Nederlandse overheid een beleid van culturele diversiteit voorstaat, wordt door de huidige trend een vitaal onderdeel van de artistieke ontwikkeling in het veld gemarginaliseerd. Een discussie met panel en publiek over de huidige situatie, en brainstorm over mogelijke verbeteringen. Gepresenteerd door World Music Forum NL, Sena Performers en de Nederlandse Toonkunstenaarsbond (Ntb).
Panel
Emiel Barendsen (World Music Forum NL/ voorzitter adviescommissie); Ben van den Dungen (musicus/componist) ; Guy van Hulst (programmeur TivoliVredenburg); Anita Verheggen (beleidmaker/ coördinator subsidiebeleid Sena Performers/ Ntb); Floris Vermeulen (secretaris muziek Fonds Podiumkunsten)
Moderator: Alexander Beets (voorzitter Ntb/ commissielid Stichting JazzNL)
Introductie van de panelleden
Emiel Barendsen (EB) is vanaf 1979 werkzaam in de podiumkunsten, onder andere als hoofdprogrammeur voor het Tropentheater. Ben van de Dungen (BvdD) is sinds 1983 werkzaam in de podiumkunsten onder meer als muzikant/componist, producent muziektheater en docent aan het conservatorium. Guy van Hulst (GvH) programmeert sinds 2001 en is sinds 2006 verbonden aan Vredenburg, nadien TivoliVredenburg. Anita Verheggen (AV) is ongeveer 28 jaar werkzaam voor de Ntb die Sena heeft opgericht, waar vanuit de belangen worden behartigd van de muzikanten. Floris Vermeulen (FV) begon in 1992 als bassist en is sinds 2015 Secretaris Muziek bij het FPK.
– Onderzoek omvang en ontwikkeling van de wereldmuziek in Nederland
EB: Er is een vervolg op het World Music Forum onderzoek uit 2011 over de omvang van wereldmuziek in Nederland. In Europees verband zijn andere landen aangehaakt, die gebruik kunnen maken van het onderzoeksmodel. Alleen liggen de verschillende muziekmarkten nogal uiteen. Wat is er veranderd tussen 2011 en 2014? De bezuinigingslag blijkt onthutsend, vooral als je kijkt naar de percentages wereldmuziek bij de VSCD-podia: de VSCD zalen leverden gemiddeld 40% in ten opzichte van 2011 en de VNPF popzalen 60%. Openluchtheaters noteerden een percentage van min 40%. Daartegenover staat een andere trend: de festivalisering van Nederland waar plaats is voor wereldmuziek, zij het dat de kunstmuziek bijna is verdwenen. In totaal zijn er 25% minder speelbeurten in drie jaar tijd. Uitgebreide bevindingen lees hier verder>>
– Houden de fondsen rekening met de kwetsbare programmering?
FV: Als fonds zijn we er allereerst voor het aanbod en niet voor de podia. We hebben niet de opdracht om specifieke genres voor te trekken. Het gaat om een aanbod dat divers in zijn uitingsvorm is waarbinnen we niet kunnen sturen. Bovendien is het begrip wereldmuziek onhelder.
AV: maar wat is jullie definitie van divers?
FV: dat er zoveel mogelijk mensen in aanraking kunnen komen met het aanbod.
– Guy Verhulst geeft meer geld uit aan de programmering dan dat er binnenkomt, is hij al bijna ontslagen?
GvH: Nee helemaal niet. Kwetsbare muziek zou in een economische realiteit niet kunnen plaatsvinden, maar in TivoliVredenburg wordt daar een programmering tegenover gezet waar er sprake is van een geldoverschot. Dat spreekt me juist aan in die festivalisering, omdat kwetsbare muziek niet alleen een podium krijgt maar ook een groter publiek.
EB: die festivalisering leidt wel tot een vermindering van speelbeurten voor de artiesten.
GvH: maar dan ben ik benieuwd of de publieksaantallen in de pas lopen met daling van de speelbeurten.
EB: nee, publieksaantallen zijn gestegen en dat komt door de festivals.
GvB: en daar ben ik dus heel enthousiast over.
BvdD: Een festival is een leuk middel ter kennismaking, maar er is een ecosysteem nodig, een klimaat waarin je veelvuldig kan optreden.
– Wat is er volgens Ben van der Dungen veranderd in het muzikale landschap?
BvdD: Dat landschap zou je kunnen opdelen in een paar belangrijke circuits: het clubcircuit, het festivalcircuit en het VSCD-circuit. Alle genres zijn in het clubcircuit gedecimeerd, vanaf de jaren tachtig waren er 220 clubs voor de jazz, en nu, volgens de cijfers van het VIP, slechts 24 waarvan er 15 actief zijn. Het VSCD-circuit is vrij groot en consistent maar kent beperkingen, want heeft een betalingsconstructie waarbij de artiest risico loopt. Het nadeel van het festivalcircuit is dat je er maar één keer kan staan met je product. De artiest kan zich door het gebrek aan speelbeurten kwalitatief niet goed ontwikkelen. TivoliVredenburg is een mooi voorbeeld hoe een ecosysteem zou kunnen werken.
– Heeft het niet te maken met het tijdsbeeld? Waarom is het van belang dat we de kwetsbare muziek instandhouden. Is het legitiem dat jazz en world onder die noemer worden geplaatst?
FV: Het fonds ondersteunt het aanbod wat kwetsbaar is, maar we kunnen de podia niet sturen. De lokale overheden zijn hiervoor verantwoordelijk.
EB: Je zou de subsidie sturend kunnen maken door het te oormerken, zodat de kwetsbare programmering niet verdwijnt in de mainstream die in het VSCD-circuit gangbaar is, daar tegenover staan de zogenaamde signatuurpodia met een eigen kenmerk.
FV: het ligt aan de programmeur waar hij/zij behoefte aan heeft.
GvH: TivoliVredenburg programmeert als signatuurpodium wel degelijk mainstream. Ik ben juist blij dat het FPK niet sturend is. De aanvraag heeft een bepaalde visie/signatuur, en we hebben het vertrouwen gekregen om binnen die lijnen een invulling te maken.
– Muzikanten maken zich zorgen over het speelcircuit, klopt dat?
AV: Dat speelt al een lange tijd. Daarbij komt dat de financiële risico’s van de theaters afgewend worden op de muzikanten. Allerlei kosten van het podium worden van de recette afgehaald, inclusief auteursrechten. De PR-medewerker is vaak wegbezuinigd en dat betekent dat je als artiest er zelf voor moet zorgen dat er voldoende mensen komen. Dus steeds minder concerten die ook nog minder opleveren.
– Wat is de geëigende route om dit probleem te agenderen zodat er een budget voor kan worden vrijgemaakt?
FV: Er is meer dan 10 miljoen bijgekomen door een lobby vanuit de kunst- en cultuursector maar dat is wel geoormerkt, terwijl er eerder 30 miljoen was bezuinigd. Die 10 miljoen is gegaan naar de groepen na de meerjarige beslissingsronde. Dat bedrag is voor één jaar toegekend. Wat er volgend jaar gaat gebeuren is ongewis. Op dit moment wordt er gesproken binnen de Raad van Cultuur over sectoradviezen.
AV: Ik zit daar midden in vanuit de Ntb. Er is kunstenbreed een stevige lobby. Dat heeft onder meer geresulteerd in een goed rapport van de SER en de Raad van Cultuur over de deplorabele arbeidssituatie van de musici. Onlangs is er een vervolgrapport gepresenteerd, daarmee is Kunsten 92 bezig om een arbeidsmarktagenda op te stellen. Hopelijk komen er in het najaar concrete voorstellen uit. Op een gegeven moment staat iedereen gratis te spelen, als dat dan ten koste gaat van speelbeurten so be it, maar er moet gewoon een professionele muziekcultuur in stand worden gehouden.
– Zakenkundigheid bij het programmeren en de juiste doelgroep aanspreken is ook belangrijk
EB: Door gemeentelijke bezuinigingen is er ingeteerd op marketing, communicatie en achterstallig onderhoud. Het geld dat naar de gemeente gaat om dit te repareren gaat naar de stenen. Vroeger waren er scholingsbudgetten: research en developement. Die worden uitsluitend aangewend om de ARBO-wetgeving na te komen. Daardoor is er een hele hoop kennis verloren gegaan, mensen zijn niet meer bijgeschoold. Je zou een snelcursus moeten geven zodat het wiel niet opnieuw hoeft te worden uitgevonden. We zitten in een veranderende maatschappij, de zalen moeten hun verantwoording nemen naar de culturele diversiteit. Dan moet je weten wáár je het kunt halen en hóe je het kunt verkopen.
– Heeft Guy een HBO-opleiding cultureel programmeur gevolgd?
GvH: ja, toevallig heb ik die ook afgesloten. Het was een 3-jarige postmaster music programmering (voor 9 mensen) op ArtEz in Arnhem. Heel veel ervaring opdoen moet en kan de weg zijn. De vrijheid die er is om te programmeren kan leiden tot basale of oppervlakkige programma’s. FV: Het leren van van ‘cultureel divers programmeren’ is geen taak van het fonds maar van de opleidingen, in de popsector is dat al aan de gang.
– Ben, wat zou er volgens jou moeten gebeuren?
BvD: De overheid zou een andere manier van ondersteuning moeten bieden. Als je kijkt naar het conservatorium, dan was dat vroeger 95% klassiek en 5% jazz. Nu is het een verhouding van 60 staat tot 40, dus 40% speelt geen klassiek muziek. Als je dat loslaat op het totale budget, dan zie je dat pop, jazz en world niet meegroeien met dat percentage. Dat blijft ook zo en bij het fonds is dat ook zo. De klassieke muziek haalt het overgrote deel weg van het totale budget en daarom komt de kleinschalige muziek in de gevarenzone. Daarom moeten de subsidies opnieuw worden bekeken, want is die ongelijkheid wel gerechtvaardigd? Ten tweede is misschien het subsidiesysteem verkeerd. Nu gaat er bij de BIS-regeling (Basis Infra Structuur) het grootste gedeelte van het geld naar grote gezelschappen. Bij het Fonds Podiumkunsten heb je wel projectsubsidies, maar het grote budget gaat naar de ensembles toe. In een muzikaal klimaat heb je elkaar nodig, dus kan het niet zo zijn dat er maar een of twee groepen worden gesubsidieerd.
– In algemene zin ligt de nadruk op klassiek.
FV: we richten ons niet op genres. Ik mis een doorstroming, de nieuwe artiesten komen ook niet altijd bij ons terecht. We zijn nu bezig met een nieuwe productieregeling die na de zomer zal beginnen, om het fonds toegankelijker te maken.
AV: talentontwikkeling wordt door private fondsen opgepikt, met het maken van geluidsproducties, juist omdat de regeringen van het fonds ontoegankelijk zijn. Maar als de musici talent af zijn, laat men hen vallen als een baksteen. Dit staat ook beschreven in ons blad Muziekwereld, dat speciaal over talentontwikkeling gaat. We hadden ooit een voorzieningsfonds voor kunstenaars, dat heeft geholpen om een muziekpraktijk op poten te zetten.
Hetzelfde geldt voor de WWIK, een dergelijke regeling zou terug moeten komen. Je kunt elkaar dus ook aanvullen in het geld.
BvD: Bij de kleinschalige muziek zou de ontschotting bij de uitvoerenden zelf moeten gebeuren, waardoor je een groter draagvlak zou kunnen genereren en de urgentie duidelijker kan maken bij de overheid. Dat poldermodel van al die genres gaat ons nog nekken. De betrokkenheid van de gemiddelde student is er gewoon niet, daarom zijn er zo weinig aanvragen van de jonge makers.
FV: ja, behalve in de makersregeling zelf, met name uit de popsector.
Ben: die hele maatschappelijke interesse is er niet en daar hebben de scholen een taak. Tegenwoordig gaat niemand meer de straat op voor niks.
– Interactie met de zaal
Rajae El Mouhandiz: Dat is onzin, het activisme is veranderd. Er is gewoon geen draagvlak voor wereldmuziek. Recent is er een motie ingediend waardoor heel veel landen die belangrijk zijn voor de wereldmuziek uitgesloten worden. Dat komt omdat de PVV zegt dat die culturen haaks staan op de Hollandse waarden en normen. Er is juist heel veel engagement. Wat ik nog meer mis is dat er niet gekeken wordt naar de kleuren in de steden en naar de verstedelijking en leg daar neer wat er niet terug te zien is in curricula, funding, politiek, in de programmering.
Hoe zit die stad waar het podium staat in elkaar en het publiek, het begint in de eigen organisatie. Begin kritisch naar je zelf te kijken, daar begint het gesprek, dit is ook jouw podium.
GvH: Ik word hier wel enthousiast van, want dit is waar wij ons op oriënteren. Hoe zit de stad in elkaar, hoe zit je publiek in elkaar, welke groepen mis je daarin? Het begint voornamelijk in je eigen organisatie. Kritisch naar jezelf kijken en daarna het gesprek aangaan.
Rajae El M: Het komende jaar zijn een aantal landen (Mali, Marokko) uitgesloten, er is geen politiek en financieel draagvlak.
EB: Een groot deel van die landen staat haaks op het internationaal cultuurbeleid van Nederland. Het hele probleem wordt doorgeschoven naar een nieuw kabinet Rajae El M: het is nu al twee jaar lang gaande. Hoe zorg je ervoor dat zulke moties worden teruggedraaid?
FV: maar dit gaat voornamelijk over internationalisering, en niet over de artiesten in ons land.
Rutger van Otterloo: Ik kom nog uit de tijd dat je met je bandje 40/50 concerten kon spelen. Dat het speelveld is gedecimeerd voor de kwetsbare muziek is het grootste probleem. Dat mis ik in de discussie. Als er geen speelplekken zijn, waar moeten al die musici (een groeiende groep) dan terecht? En een vraag voor het fonds, er zijn wel een heleboel nieuwe podia maar die hebben geen programmeringsbudget. Zou het niet mogelijk zijn om al die nieuwe initiatieven,
om daar een zak geld naar toe te brengen zodat er een nieuw infrastructuur zou kunnen ontstaan?
AV: Misschien kan ik daar op reageren. Het is niet helemaal een tranendal, Sena Performers subsidieert huiskamerconcerten. We praten al een tijdje over artist driven podia, want musici starten zelf podia en festivals. Misschien kunnen we daarin ondersteunen. Het fonds loopt achter de feiten aan. Rutger van O: Dat komt omdat de regelingen steeds ingewikkelder worden.
Mike Bindraban: Naar aanleiding van een artikel van Jair Tchong, hebben we een afdeling research & developement nodig met risicobudget van de fondsen. Door de veranderingen in de samenleving, is het heel belangrijk om kwetsbaar te programmeren. Artistieke alertheid is nodig.
Eindconclusie
Allemaal goeie ideeën, die moeten we bundelen en aanbieden om zichtbaar te kunnen zijn, onder andere in Den Haag. We moeten wel met één verhaal komen. In een vervolgpanel kunnen we daar nog over stoeien.
Verslag: Charlie Crooijmans
Redactie en produktie: Sonja Heimann