In relatie tot een door het World Music Forum NL in 2014 geïnitieerde European World Music Monitor ( EWMM ) is deze barometer van de Nederlandse stand van zaken gebaseerd op een zogenaamd ‘correspondentenmodel’. Hierbij wordt niet alleen ingegaan op feitelijk verifieerbare cijfers doch ook door gebruik te maken van field experts door middel van ondervraging en schatting.

Dit model wordt door alle deelnemende landen* gehanteerd en zal uiteindelijk leiden tot een jaarlijkse Europees monitoring systeem voor de wereldmuziek waaruit trends, omvang, omzet en toegevoegde socio-economische waarden uit te lezen zijn. Omdat omstandigheden in datavergaring variëren van land tot land is besloten uit te gaan van peiljaar 2014.

De Nederlandse bevindingen kunnen afgezet worden tegen het onderzoek dat in 2011 gedaan is in opdracht van World Music Forum.NL, Muziekcentrum Nederland en Fonds Podiumkunsten, gepubliceerd in 2012 onder de titel : ‘Klankrijk en Kansrijk, a World of opportunities’.

Schouwburg en concertzalen, poppodia en openlucht theaters:

Ten opzichte van 2011 is het aantal ‘losse’ concerten in het circuit van deze podia significant gedaald. In drie jaar tijden noteren we een achteruitgang van circa 25%. Bezuinigingen in de kunst- en cultuursector zijn hier debet aan. Zo verdwenen belangrijke podia ( Tropentheater ) en anderen moesten drastisch hervormen en inleveren ( Rasa, de Doelen, de Regentes ) en stelden het aantal wereldmuziekconcerten naar beneden bij. Mede hierdoor leverden de VSCD zalen ( 145 aangeslotenen ) gemiddeld 40% in ten opzichte van 2011 en de VNPF popzalen ( 58 aangeslotenen ) 60%, waarbij aangetekend dat in het peiljaar 9 leden ( deels ) gesloten waren door verbouw of nieuwbouw. Openluchtheaters ( 19 ) noteerden een percentage van – 40%.

Musici melden dat alle drie de circuits fors inleveren op uitkoopsommen en in plaats daarvan ( lage ) garantiebedragen proberen af te spreken. Hierbij komt het financiële risico voor een groot deel bij de bands en ensembles te liggen terwijl zaal overhead aan hen doorberekend wordt; tot en met de vage ‘theatertoeslag’ , catering en auteursrechten aan toe. Ook wordt er overal gewerkt met een beperkte en generieke marketing- en communicatiestrategie waardoor veel van die inspanningen door bands, ensembles of hun vertegenwoordigers gedaan moet worden.

 

Grote zalencircuit: 145 leden; gemiddeld 7 concerten; gemiddeld € 23,- entree ; gemiddeld 650 bezoekers.

Aantal bezoekers:  659.750

Omzet ticketing:  € 15.174.250,-

Popcircuit: 49 leden; gemiddeld 5 concerten; gemiddeld € 13,72 entree; gemiddeld 287 bezoekers.

Aantal bezoekers:  70.315

Omzet ticketing:   € 964.722,-

 

Openluchttheaters: 19 leden; gemiddeld 1,5 concert; gemiddeld € 17,- entree; gemiddeld 500 bezoekers

Aantal bezoekers:   14.250

Omzet ticketing: €  242.250,-

 

Kleine zalencircuit:

Het kleine zalencircuit lijkt geen last te hebben van hierboven geschetste ontwikkelingen en is redelijk stabiel. Kamermuziek, jazz- en kasteel/kerkconcerten vormen een belangrijke afzetmarkt voor de wereldmuziek waarbij aangetekend moet worden dat dit vrijwel nooit de top van de Nederlandse wereldmuziek behelst evenmin als gerenommeerde buitenlandse acts.

Naar schatting 400 wereldmuziek bands en ensembles vinden hier regelmatig emplooi met gemiddeld 15 speelbeurten per jaar. Gemiddelde band omzet is € 1.500, – bruto per concert.

De traditionele muziek vindt – een uitzondering daargelaten – vooral aftrek in het kleine zalencircuit.

De circa 450 bands mogen bovendien cafés en buurthuizen ( cultuurhuizen ) tot hun circuit rekenen hetgeen leidt tot gemiddeld 14 speelbeurten per jaar. Gemiddelde band omzet is € 900,- bruto per concert.

Noot: de ‘grote bands en ensembles’ halen maximaal 40 concerten in het Grote zalen- en clubcircuit per jaar in Nederland. De rest van de omzet wordt in het buitenland gehaald; vaak meer dan de helft van de jaarlijkse bandomzet.

 

Festivals:

De festivalisering van Nederland heeft ook toegeslagen in wereldmuziekland. Wij constateren een significante stijging van het aantal bezoekers; circa 2 miljoen bezoekers bezochten in 2014 een wereldmuziekfestival of een festival waarin wereldmuziek een belangrijke component vormt. Het merendeel van deze festivals is gratis. De toename wordt veroorzaakt door meer festivals, bestaande festivals die uitbreiden met meerdere dagen en festivals die geëntameerd worden in zalen in plaats van reguliere losse concerten te programmeren. Oftewel: geen vier Kaap-Verdische groepen door het seizoen maar alles gebald in één weekend met zeven groepen, specifiek eten en drinken, een beleving opwekkend.

De trend om wereldmuziek te programmeren op multidisciplinaire ( pop/jazz ) festivals zet door en vertoond een stijgende lijn.

De festivals compenseren derhalve voor een groot deel het verlies aan volume in de reguliere circuits. Wel is er een duidelijke verschuiving gaande: een significante toename van cross-over muziek tegenover een duidelijke afname van de kunstmuziek.

 

Professionals werkzaam:

Musici en componisten: naar schatting zijn er 1500 bands en ensembles operationeel in de wereldmuziek en 400 in de traditionele muziek. Dit zijn allen artiesten die in enige mate geld verdienen met het musiceren. Gemiddeld kennen de wereldmuziekgroepen een hogere bezetting

( 6 ) dan de traditionele groepen ( 4 ). We spreken derhalve over 9.000 plus 1.600 is 10.600 musici.

Buma kent 25.000 aangesloten componisten en tekstdichters. Naar schatting zijn er zo’n 1500 actief als componist van wereldmuziek, 6% dus. ( Hierbij zit ook een deel ‘broodschrijvers’ als Nico van der Linden, Cor Bakker e.d. )

Opmerkelijk is dat een aantal ondervraagden in Nederland niet aangesloten is bij Buma maar bij een zusterorganisatie als Sacem ( Frankrijk ) of Sabam ( Belgie ). Doorgaans heeft dit te maken met de vestigingsplaats van platenmaatschappij of publishing maatschappij.

Ontwikkeling model monitor: Rob Boonzajer-Flaes
Barometer Nederland  peiljaar 2014, 2016 : Emiel Barendsen