‘Wij maken onszelf relevant’ – Angélique Kidjo

(bron: De Groene Amsterdammer)

Angélique Kidjo is associate artist van het Holland Festival. Haar kameleontische oeuvre is het product van een genre-overstijgende pan-Afrikaanse ambitie.

Oscar Bouwhuis

nr. 20

In 1989 stond een 29-jarige Angélique Kidjo met knikkende knieën op het podium van l’Olympia, de oudste concertzaal van Parijs. Ze woonde pas een paar jaar in de Franse hoofdstad toen ze werd gevraagd het voorprogramma van haar grote idool, de Zuid-Afrikaanse zangeres en activist Miriam Makeba, te verzorgen. Tijdens de soundcheck kwam ‘Mama Afrika’ rustig het podium op gewandeld om kennis te maken. Het was het begin van een waardevolle muzikale moeder-dochterrelatie, die zou aanhouden tot Makeba’s dood in 2008. ‘Ze zullen je in het getto van de “wereldmuziek” proberen weg te stoppen, maar onthoud dit: alle muziek is wereldmuziek. Laat je nooit iets anders vertellen’, zei Makeba tegen haar.

Ze zat er niet naast: alle Grammy’s die Kidjo heeft ontvangen waren uitsluitend in de categorie ‘wereldmuziek’. Begin dit jaar kreeg ze haar vijfde. Voor Mother Nature deze keer, een plaat waarop ze haar vizier richt op de impact van klimaatverandering op Moeder Aarde, corrupte politici en de vleeshaken van het imperialisme.

In een kritisch essay in The New York Times van 1999 beschrijft David Byrne, voorman van de Amerikaanse new wave-band Talking Heads, de term ‘wereldmuziek’ als ‘een niet zo subtiele manier om de hegemonie van westerse popcultuur te onderstrepen’. Als ik Kidjo vraag wat ze zelf van de term vindt, schudt ze haar hoofd: ‘Het zit in de menselijke aard om categorieën te maken om de wereld te begrijpen, maar ze vertellen een simpel verhaal over de wereld en over onszelf. Het is een manier om niet geconfronteerd te worden met onze eigen complexiteit. Je kunt de muzikale geschiedenis van het Westen niet los zien van de muzikale geschiedenis van Afrika. Wanneer je de geschiedenis begint op te delen, maak je de weg vrij voor racisme en haat.’

Holland Festival Podcast

De Groene maakte podcasts over alle – ja, álle – voorstellingen op het Holland Festival. Te beluisteren via groene.nl/podcasts

 

Het is pas half acht in de ochtend als ik Angélique Kidjo spreek, maar in elk antwoord dat ze geeft, schuilt een gepassioneerde mini-ted-talk. Sinds de jaren negentig woont ze in Brooklyn. Nu is ze in San Francisco voor de première van Yemandja, de muziektheatervoorstelling die ze samen met haar dochter maakte. Het stuk verweeft elementen van de trans-Atlantische slavernij met de Yoruba-mythologie en slaat daarmee een brug tussen Afrika en zijn diaspora, tussen de mensen die achterbleven en de mensen die nooit meer terug zouden keren.

De plot verloopt als volgt: op een dag wordt de jonge vrouw Omonlola bezocht door Yemandja, de Yoruba-godin van het water. Yemandja, gespeeld door Kidjo, schenkt Omonlola de kracht om de wereld te veranderen door middel van muziek, maar wanneer een slavenhandelaar een deal sluit met de plaatselijke koning en de mensen uit haar dorp gevangen neemt, dreigen gevoelens van woede en wraak Omonlola te consumeren. Omonlola’s speciale kracht werkt echter enkel als haar hart puur is.

De pointe van het verhaal vertoont een flauwe gelijkenis met een sleutelmoment uit Kidjo’s eigen jeugd. Kidjo’s oudere broer Oscar was op een dag met de elpee Axis: Bold as Love onder zijn arm komen aanwandelen en had Jimi Hendrix triomfantelijk geïntroduceerd als ‘misschien wel de allercoolste Amerikaanse artiest’. Kolder, dacht Kidjo, toen negen jaar oud: ik mag dan jong zijn, ik ben niet achterlijk – deze man lijkt sprekend op ons. Ergo: hij is Afrikaans. ‘Hendrix is geen Afrikaan, maar een Afro-Amerikaan’, had haar broer gezucht zonder daar extra toelichting over te willen geven.

Stampvoetend ging ze verhaal halen bij haar grootmoeder, die vervolgens op een ietwat schematische manier het concept van de trans-Atlantische slavenhandel voor haar uiteenzette. Het klikte niet helemaal. Het concept stond haaks op hoe zij de wereld tot dan toe had begrepen. Pas later, in haar tienerjaren, nadat ze Winnie Mandela op televisie hoorde spreken over de apartheid in Zuid-Afrika, zouden de puzzelstukjes in elkaar schuiven. Schreeuwend van woede zou ze haar slaapkamerdeur achter zich dichttrekken en wraakzuchtige songteksten schrijven. ‘Ik begrijp je frustratie’, zei haar vader daarop. ‘Maar ik tolereer geen geweld en haat in dit huis. Bovendien is het contraproductief. Je zult er het racisme en onrecht in de wereld niet mee bestrijden. Muziek gaat over vrede en harmonie, het is bedoeld om mensen bij elkaar te brengen.’

‘Niemand spreekt graag over de slavernij in Benin’, zegt Kidjo. ‘Het ligt nog altijd gevoelig. De families van wie de voorvaderen in het verleden schimmige deals met de Europeanen sloten, doen bij dezelfde supermarkt hun boodschappen als de families van wie de voorvaderen als vee zijn verkocht en naar de nieuwe wereld zijn verscheept.’ Zoals Ghana vroeger bekend stond als de ‘goudkust’, stond Benin bekend als de ‘slavenkust’. De mannen en vrouwen die samen de diaspora zouden vormen verspreidden de Beninse cultuur over de wereld. In Brazilië en Suriname verwerkten zij hun goden in candomblé en winti. Op Haïti werd vodun, de religie van haar vader, vertaald naar voodoo en op Cuba gaven zij hun rituelen een plek in de santería.

Ze namen ook hun muziek mee naar de Amerika’s. Via de radio en de platencollectie van haar vader vonden de geamputeerde, weggemoffelde en gefragmenteerde Afrikaanse ritmes hun weg naar Kidjo’s trommelvliezen. Als kind ving ze er vlagen van op in het ritmische gezucht en gesteun van James Brown of in het over bergtoppen scherende stemgeluid van de Cubaanse salsakoningin Celia Cruz. Het was een muzikale taal die zij verstond. Vrienden die in Europa of Amerika hadden gestudeerd namen buitenlandse platen mee van Curtis Mayfield en The Temptations, maar ook muziek van de Togolese zangeres Bella Bellow. De plaat Amazing Grace van Aretha Franklin maakte een blijvende indruk. Later zou ze voor de verjaardag van Nelson Mandela eens naast Aretha Franklin optreden in een afgeladen Radio City Music Hall.

Haar eerste staande ovatie ervoer Kidjo op zesjarige leeftijd toen ze tijdens een muzikale intermissie van een theaterproductie van haar moeder halsoverkop het podium werd opgeduwd. Angéliques moeder runde het grootste toneelgezelschap van West-Afrika, dus de spotlight was nooit ver weg. Creativiteit en zelfontplooiing werden beschouwd als voorname deugden in huize Kidjo. Vader had, geïnspireerd door Joe Jackson en zijn Jackson 5, een vrachtlading instrumenten voor Angéliques zeven broers aangeschaft en hen aangespoord om een band te vormen.

Het waren de jaren zestig, de tijd van wijduitlopende jeans en puntige afrokammen. Elke zaterdagavond nam vader Angélique mee naar de nachtclub aan het strand waar haar broers speelden voor de Franse en Britse toeristen die daar rondhingen. Ze was eigenlijk te jong om binnen te worden gelaten, maar de eigenaar van de tent was een familievriend, dus ze spraken af dat Angélique aan het begin van elke set één of twee liedjes mocht zingen. ‘We speelden covers van Franse yé-yé uit die tijd. La plus belle pour aller danser van Sylvie Vartan, dat soort dingen’, vertelt Kidjo. ‘Ik herinner me nog goed dat ik op de terugweg naar huis steevast in slaap viel op de achterbank van de Citroën van m’n vader.’

In de jaren na de communistische coup d’état van dictator Mathieu Kérékou in 1972 draaide de wind in Benin. Op de radio klonk nog enkel nationalistische propaganda, telefoonlijnen werden getapt en er werden wetten ingevoerd die voorschreven dat je zelfs je eigen ouders met ‘kameraad’ diende aan te spreken. De vrije omgeving waar Angélique was opgegroeid, was langzaam in een verstikkend panopticum veranderd. Haar broer Yves, die inmiddels naar Parijs was verkast om te studeren, spoorde Angélique aan om hem te volgen. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Sinds haar debuutplaat was Kidjo uitgegroeid tot een nationale popster en in de ogen van de dictatuur een politieke troef geworden.

‘In Parijs dacht men dat in Benin alle vrouwen rondliepen met ontblote borsten’

De voorbereiding van de operatie om haar het land uit te krijgen duurde een jaar. Haar alibi: een bruiloft van een nicht die toevallig dicht bij het vliegveld woonde. Haar vader zou haar in zijn Citroën na afloop van de ceremonie naar het vliegveld brengen. In een verlaten vertrekhal zou ze een douanier tegen het lijf lopen die haar iets te lang in de ogen keek, maar haar uiteindelijk – hij bleek gelukkig een fan te zijn – zou doorlaten. Het zou zes jaar duren voor ze haar ouders weer zou zien of spreken.

Het Frankrijk waar Angélique Kidjo in 1983 terechtkwam was een land met oogkleppen op. In Benin had ze de Franse cultuur en geschiedenis met de paplepel ingegoten gekregen, maar tijdens haar studie aan het Centre d’informations musicales, de gerenommeerde jazzschool in het koude Parijs, merkte ze dat die kennisuitwisseling niet wederkerig was geweest. ‘Er heersten veel racisme en vooroordelen. Men was in de veronderstelling dat we in Benin op de rug van olifanten zaten om onze boodschappen te doen en dat alle vrouwen met ontblote borsten rondliepen.’

In haar autobiografie beschrijft Kidjo een studentenfeestje in de soos waar haar medestudenten cassettebandjes draaien van de populaire bandjes uit die tijd. Op een zeker moment schalt Once in a Lifetime van de Talking Heads uit de speakers. Angélique veert op wanneer ze de invloeden van Fela Kuti en zijn drummer Tony Allen meent te herkennen, maar wordt direct weggehoond. Hoewel Talking Heads-frontman David Byrne zijn inspiratiebronnen nooit verborgen heeft gehouden, weigeren haar studiegenoten te geloven dat Nigeriaanse afrobeat de inspiratie geweest kan zijn voor een band uit New York. In 2018 zou Kidjo het Talking Heads-album Remain in Light van kop tot staart coveren.

‘Het is alsof Afrika opgesloten zit onder een enorme koepel zonder ramen waar het Westen eeuwenlang een eigen narratief op heeft kunnen projecteren’, zucht Kidjo. Gelukkig leefde niet iedereen op het Europese vasteland in ontkenning. Tijdens haar opleiding ontmoette ze naast haar man en vaste producer Jean Hebrail ook de Nederlandse jazzpianist Jasper van ’t Hof, in wiens jazzformatie Pili-Pili ze frequent als zangeres zou optreden.

Over Van ’t Hof spreekt Kidjo met niets anders dan lof: ‘Naar mijn mening is hij een van de beste jazzmuzikanten in de wereld. Hij zou meer erkenning moeten krijgen voor zijn werk.’ Hij had een muzikale openbaring gehad toen hij Congo had bezocht. Hij was als een ander mens teruggekomen. Tijdens hun eerste kennismaking in Rotterdam brandde hij direct los over de westerse arrogantie. Van ’t Hof was van mening dat alle muziek die in het Westen wordt gemaakt in feite gestolen is uit Afrika. ‘Het gaat niet om het stelen’, vertelde Kidjo hem. ‘Muziek gaat over inspiratie en uitwisseling. Je kunt haar niet claimen. Als dat het geval zou zijn, zou er nooit iets nieuws gemaakt worden. Muziek moet je delen.’

Na haar studie zou Kidjo de gerenommeerde Engelse producer Chris Blackwell, die eerder Bob Marley & The Wailers had ‘ontdekt’ in Jamaica, tegen het lijf lopen. Ze wilde alleen tekenen op voorwaarde dat ze volledige creatieve controle had over haar werk. Blackwell zwichtte en onder zijn label, Island Records, bracht Kidjo in 1991 de plaat

Logozo uit, waarmee ze vooral dankzij het succes van de pompende afropophit Batonga hoog op de internationale muzieklijsten scoorde. De coverfoto van Kidjo in een zebraprint bodysuit, hippe Adidas-sneakers en met daarboven een rokje van palmbladeren – bedoeld als een ironische knipoog naar clichés van exotisme – prijkte wekenlang in de Parijse metrostations.

Verzadigd in haar popambities begon ze aan het begin van het millennium met een genre-overschrijdende muzikale reis langs de diaspora. Tijdens een roadtrip langs de dorpen van Benin liet ze zich inspireren door traditionele percussionisten. Daarna volgde een transcontinentale pan-Afrikaanse tocht die haar in een zoektocht naar het Afrikaanse dna in de muziek van de diaspora langs de Verenigde Staten, de Bahia-regio in Brazilië en de Cariben leidde. ‘Mensen hebben de neiging om in hun comfortzone te blijven. Maar je kunt jezelf en je eigen land niet goed kennen als je niet naar het buitenland reist en ziet wat je gemeenschappelijk hebt. Voor mij betekent panafrikanisme het delen van onze kennis en creativiteit.’

Kidjo heeft zich nooit laten beperken door het vakje dat de cultuurduiders voor haar hadden ingekleurd. Ze zong in het Frans, Fon Yoruba, Gen, Swahili, Spaans en Engels. Met de lijst van artiesten met wie ze heeft samengewerkt, van Alicia Keys en Philip Glass tot Tony Visconti en Yo-Yo Ma, zou je een zevendaags festival kunnen vullen. Haar kameleontische oeuvre is het product van een genre-overstijgende pan-Afrikaanse ambitie, waarbij het artistieke vrijwel altijd in functie staat van haar (politieke) idealen. Als ambassadeur van Unicef reisde Kidjo de wereld rond en met haar eigen Batonga Foundation zette ze zich onvermoeibaar in voor de emancipatie van vrouwen. Hiermee treedt ‘Afrika’s voornaamste diva’, zoals Time Magazine Kidjo eens beschreef, in de voetsporen van haar idool en morele noordster Miriam Makeba.

Mother Nature begon als pandemieproject om bezig te blijven, maar groeide uit tot een van de gerenommeerdste Afrikaanse platen van het afgelopen jaar. Kidjo rekruteerde de crème de la crème van de huidige generatie Afrikaanse artiesten. Tijdens haar Grammy-speech bedankte ze onder meer de Nigeriaanse supersterren Burna Boy, Yemi Alade en Mr. Eazi, de Zambiaanse Sampa the Great en de rapformatie uit Atlanta, Earthgang. Ze besloot haar speech met een voorspelling: ‘Deze generatie Afrikaanse artiesten zal de muziekwereld overnemen.’

De succesvolste artiest uit het rijtje namen dat Kidjo opnoemde is de Nigeriaanse zanger Burna Boy. Hij spreekt Kidjo aan als ‘mama’. Burna Boy is een boegbeeld van hét popgeluid van nu; de voortrekker van een hyper-internationaal, pan-Afrikaans clubgeluid waarin invloeden van diverse populaire muziekscenes, van Londen tot Lagos, van Parijs tot Johannesburg en van Atlanta tot Accra, elkaar voortdurend creatief bestuiven. Het is een sound die de afgelopen tien jaar langzaam is doorgesijpeld in de internationale pop-charts.

Burna Boy noemt zijn succesvolle variant ‘afro-fusion’. Het is een term die je bij uitstek op het werk van Angélique Kidjo zou kunnen plakken. Maar waar Kidjo zichzelf pas in Parijs internationaal op de kaart kon zetten, buigt de wereld tegenwoordig naar Afrika toe. Burna Boy woont niet in Londen maar in Lagos. Afrika is niet langer enkel de plek waar het talent vandaan komt, het is ook de afzetmarkt. ‘Vandaag de dag kun je een carrière beginnen zonder platenlabel. Je kunt miljoenen mensen bereiken zonder ooit je handtekening onder een contract te hoeven zetten. Ik heb dat nooit gekend toen ik begon’, zegt Kidjo. ‘Jonge Afrikaanse artiesten realiseren zich dat ze zichzelf kunnen zijn. Sterker nog: dat ze hun eigen baas kunnen zijn. De technologie zorgt ervoor dat ze hun eigen muziek online kunnen verspreiden, ze hoeven daarvoor niet eerst bij een platenmaatschappij aan te kloppen.’

Kidjo steekt haar enthousiasme niet onder stoelen of banken: ‘Wat we nu zien is enkel het begin. Ik kom uit een klein land van twaalf miljoen mensen, maar de verscheidenheid van muziek is enorm. De drumritmes uit het ene dorp verschillen radicaal van de ritmes uit het dorp een paar kilometer verderop. Stel je dit nu voor op de schaal van een continent met miljarden mensen: de mogelijkheden zijn eindeloos. De sound zal in een rap tempo blijven vernieuwen en de technologie zal ervoor zorgen dat de geluiden iedereen in de wereld kunnen bereiken. Niemand zal de jeugd kunnen tegenhouden en ze wijsmaken dat hun muziek “niet relevant is voor westerse oren”. Het is een non-factor. Wij maken onszelf relevant.’

Wanneer ik haar vraag wat ze ervan vindt dat de nieuwe geluiden uit Afrika tegenwoordig zo gretig worden gekopieerd, haalt ze glimlachend haar schouders op: ‘Dat is het bijzondere aan Afrika. We zijn, soms tot onze eigen ondergang, altijd inclusief. Het zit in onze natuur om te delen wat we hebben.’

luister ook

Op het Holland Festival zijn van Angélique Kidjo de voorstellingen Mother Nature, Yemandja en Ifé te zien. Voor informatie en tickets zie hollandfestival.nl

25 mei, 2022|Nieuws|